Van Lume Hoogerhuis
Naar aanleiding van een artikel in het regionaal dagblad de Leeuwarder Courant van 28 november j.l. waarin Jan Metselaar een artikel heeft laten optekenen met in de kop Friezen leerden in Rotterdam voor postbode. In dit verhaal zaten heel veel punten van herkenning, en dit was voor mij de aanleiding om direct naar de website te gaan, die vermeld was in dit artikel. Dit was voor mij een openbaring omdat ik niet had verwacht dat een club mensen zo druk bezig is om allerlei nieuws, foto’s en verhalen te verzamelen en een reunie te organiseren. Graag wil ik mijn verhaal op papier zetten waarom ik naar Rotterdam ben gegaan en hoe ik de leuke dingen en de minder leuke dingen uit deze periode bij de PTT Post heb beleefd.
In juni 1960 had ik mijn opleiding als schilder aan de LTS in Harlingen afgerond. Ik ben als schilder aan het werk gegaan bij Schildersbedrijf Tichelaar in Franeker, maar dit was toch niet echt wat ik wilde. Redelijk snel had ik problemen met mijn werkgever over het feit dat ik alle plinten van een groot blok woningen moest schoonmaken en in de verf moest zetten en dat vond ik geen leuke klus. Ik heb tegen hem gezegd dat hij voor dat werk maar een jood moest zoeken en dat was niet zo netjes natuurlijk. Het gevolg was dat ik mijn biezen kon pakken en dat ik op zoek moest naar een andere werkgever. In diezelfde periode stond er een grote advertentie in de krant dat PTT Post in Rotterdam met een grote wervingsactie bezig was om het tekort aan postbode’s in Rotterdam op peil te brengen. Hierin stond vermeld dat er ook een voorlichtings avond gepland was in de Koornbeurs te Franeker. Daar heb in mij voor laten lichten, de aanmeldings formulieren gekregen en heb ik mij aangemeld. Begin september 1960 ben ik afgereisd naar Rotterdam en moest ik mij melden bij het stationspostkantoor aan de Conradstraat. Dit was een groot gebouw met een grote hal op de begane grond, en daarboven zat een grote veranda met kamers die als slaapkamers waren ingericht. Ik behoorde tot de eerste groep leerling bestellers die hier gehuisvest werden. Wij hebben hier de eerste periode gewoond en we zijn later overgegaan naar de Westzeedijk. Of dit gebouw vanaf die tijd ook de naam had van Internaat Het Posthuis dat weet ik niet meer. Op 19 september 1960 is er een arbeidsoverkomst getekend tussen mij en de PTT. (Klik hier om die te zien)
In deze periode heb ik Magnus Souverein en Dirk de Vries leren kennen en waren we ook veel samen op stap. De opleiding was een leuke periode. Naast het theoretische gedeelte moesten we ook praktisch geschoold worden. Dit waren stages op het hoofdkantoor waar we op diverse afdelingen mee moesten draaien zoals expeditie, inklaring enz. Daarnaast werd er ook veel aan sport gedaan. Zwemmen in het Sportfondsenbad, naar een sportschool in Schiedam. De naam van deze sportleraar ben ik kwijt. Voetballen op de sportvelden in Rotterdam Noord. Als ik mij goed herinner waren dit de sportvelden van Exelsior. Ook hebben we meegedaan aan een bedrijfscompetitie zomeravond voetbal in Schiedam. Op het internaat ben ik ook nog bezig geweest met een avondopleiding MULO. De cursus was naar gevoel georganiseerd door de heer Jabaaij en dit betekende dat we s'avonds verplicht een uur moesten studeren en dit gebeurde onder toezicht van de heer Jabaaij. Hiervoor was een aparte kamer ingericht in het internaat. Ik heb deze cursus niet afgemaakt. Het was leuker om s'avonds naar het Feyenoord stadion te gaan of naar de Euromast en in je vrije tijd even naar de Lijnbaan. Ook zijn we één dag in de week naar een cursus geweest. Dit was een school voor werkende jongens. (Klik hier voor getuigschrift) Ook zijn Magnus en ik naar dansles geweest. De naam van de dansschool weet ik niet meer.
Ook hebben we minder leuke dingen meegemaakt zoals de treinramp bij Harmelen op 8 januari 1962. Wij reisden meestal met z’n twee Magnus en ik, zo ook op deze maandagmorgen en of Dirk daar ook bij was dat weet ik niet meer. Nadat we met vertraging uit Utrecht waren vertrokken werd er plotseling ontzettend hard geremd een was er een grote klap van bovenleidingen die naar beneden kwamen en toen we het raam in onze coupe opendraaiden zagen we een grote berg verwrongen staal, treinwagons die op z’n kant lagen en een hoop gekerm en geschreeuw van mensen die gewond waren. Wij kregen toen pas het besef dat er twee treinen op elkaar gebotst waren. Veel mensen zijn toen in paniek de weilanden ingerend en hadden de rampplek verlaten zonder zich te bekommeren over de mensen die gewond waren en hulp nodig hadden. Wij hebben toen deel genomen aan de reddingswerkzaamheden. Je kon echter niet veel doen omdat mensen over het algemeen vast zaten in één brok verwrongen staal. Maar toch waren er wel dingen waarbij je wel kon helpen. Ik heb mijn winterjas uitgeleend aan een man die gewond was en die op het rampterrein op een brancard lag te wachten tot dat hij vervoerd kon worden naar één van de ziekenhuizen. Deze man lag te beven van de kou en was er niet best aan toe. Mijn naam en adres had ik in de jaszak gestopt en een aantal weken later werd mijn jas via de post terug bezorg met daarbij een bedank brief en een doos sigaretten van 50 stuks, en dat het voor hem goed afgelopen was. (Klik hier om de brief te zien) Wat mij ook erg is bijgebleven, dat toen wij het rampterrein verlieten onze tassen gecontroleerd werden door de politie, omdat er persoonlijke bezittingen gestolen werden, die op dat moment onbeheerd op het rampterrein lagen van mensen die gewond waren of de ramp niet hadden overleefd. Wij zijn die dag tussen één en twee uur s'middags op het internaat gearriveerd waar men in grote spanning zat te wachten of wij de ramp overleefd hadden. Telefonisch contact was toen niet mogelijk. Wij hebben toen direct onze ouders gebeld omdat die uiteraard ontzettend ongerust waren. Zij hadden het nieuws van de treinramp wel via de radio gehoord. Enkele maanden later zijn wij door de directie van de Nederlandse Spoorwegen bedankt voor onze inzet op die dag. (Klik hier om de brief te zien)
Op 10 oktober 1961 is aan mij het diploma besteller der PTT uitgereikt en zat onze opleiding er op. Magnus en ik werden geplaatst op het postkantoor in Rotterdam west. Dit betekende ook dat we op een bepaald moment het internaat moesten verlaten. Binnen de PTT werden vaak oproepen gedaan aan werknemers die in Rotterdam woonden of ze als kostgezin wilden fungeren. Zo kwamen wij met z’n drie , Magnus, Dirk en ik bij een familie de Bie, in de Hugo Molenaarstraat 9b terecht. Dit was waarschijnlijk in het voorjaar van 1962. Meneer de Bie werkte op het hoofdkantoor op de afdeling expeditie. We moesten met z’n drie één slaapkamer delen en erg veel privacy was er dus niet. Dit was een gezin, voor zo ver ik het nog weet, met drie kinderen: twee jongens en een meisje waarvan de jongens al verkering hadden. Dit was niet de leukste periode van mijn werken en wonen in Rotterdam. Het staat mij helder voor de geest dat wij op een avond met z’n drie al op bed lagen en het wel en wee van ons kostgezin nog eens onder de loep namen . De familie de Bie kwam er niet zo best vanaf in onze ogen. We moesten veel kostgeld betalen het eten was niet echt lekker en veel van hetzelfde. En zo zijn we nog een tijdje door gegaan. Maar wat wij niet wisten dat Mevrouw de Bie onder aan de trap stond te luisteren en hoorde wat er allemaal over hun gezegd werd. De volgende dag nadat we thuis kwamen van ons werk kregen we dat verhaal op ons brood en was de familie uiteraard erg boos. Dit betekende voor mij dat ik een ander kosthuis moest zoeken. Ik ben toen naar een kostgezin in Overschie gegaan. In Overschie werkte ik inmiddels ook als postbesteller. Die meneer was ook postbesteller op Rotterdam west. De naam van dat gezin weet ik niet meer. En de periode waarin dit hele verhaal zich af gespeeld heeft weet ik ook niet precies meer, naar mijn gevoel eind 1962.
Ik heb in deze periode een brief aan het Ministerie van Defensie gestuurd dat ik graag vervroegd mijn dienstplicht zou willen vervullen, hier werd positief op gereageerd. Op 6 februari 1963 werd ik opgeroepen voor mijn militaire dienstplicht en moest ik mij melden in Venlo. Dit was voor mij geen straf want eigenlijk had ik het wel gehad met mijn verblijf in Rotterdam en met name het wonen in een kostgezin. Na drie maanden werd ik overgeplaatst naar Roermond. Na weer twee maanden werd ik overgeplaatst naar Zuidlaren, hiervoor had ik een verzoek ingediend en dat werd gehonoreerd. Toen zat ik ondertussen redelijk dicht bij Franeker. Toen bedacht defensie toch weer wat anders en ben ik overgeplaatst naar Oirschot. Daar heb ik de laatste zeven à acht maanden van mijn diensttijd door gebracht. Op 30 juli 1964 ben ik afgezwaaid, weinig zinvol deze diensttijd maar wel een leuke tijd en veel lol gehad. Dit betekende voor mij dat ik weer terug moest naar Rotterdam, omdat ik nog steeds een arbeidsovereenkomst had met de PTT. Ik mocht tijdelijk weer in het internaat wonen, maar er werd wel druk gezocht naar een kostgezin. Hier had ik geen zin meer in. Ik heb toen met de heer Jabaaij een gesprek gehad en hem uitgelegd dat ik het wonen in een kostgezin niet zo zag zitten en dat ik van plan was om mijn ontslag aan te vragen. Zijn advies was toen: "Lume gooi je oude schoenen niet weg voor dat je nieuwe hebt." Toch heb ik mijn plan doorgezet en is mijn arbeidsovereenkomst op 28 september 1964 beëindigd. Terug naar Franeker en geen werk. Ik kon toen weer aan de slag als schilder bij mijn eerste werkgever Schildersbedrijf Tichelaar. Op 16 november 1964 ben ik in dienst getreden als onderhoudsschilder bij het Psychiatrisch Ziekenhuis in Franeker. In 1969 ben ik overgeplaatst naar de financiele administratie en vanaf dat moment ben ik weer aan de studie gegaan. Middenstand diploma gehaald, boekhoud diploma’s gehaald en veel interne studie’s gedaan in verband met automatisering en het invoeren van nieuwe boekhoudpakketten. In november 1967 getrouwd met mijn huidige vrouw, twee dochters gekregen en we hebben inmiddels vier kleinkinderen. In mei 2004 ben ik gestopt met werken als teamleider van de crediteuren administratie en geniet tot op heden van mijn pensioen.
Bij leven en welzijn ben ik zeker van plan om naar de reunie te komen die gepland is in oktober 2010 om daar nog eens na te praten met een aantal jongens uit die tijd. Er zijn vast en zeker nog wel wat leuke herinneringen op te halen uit die tijd.