Een periode van bijna een halve eeuw.

Na het behalen van hun Mulo diploma in 1963 solliciteerden drie jongens uit het Friese Sint Jacobiparochie naar de functie van loketambtenaar bij de PTT in Rotterdam. Na gesprekken in het districtpostkantoor Delftseplein en een psychologische test in Den Haag mochten (waarschijnlijk) op 4 november 1963 twee van hen, Douwe Schiphof en Gorrit Aartsma, afreizen naar Rotterdam. Na de benodigde formaliteiten op de 8e etage te hebben verricht, moest het Postinternaat aan de Westzeedijk opgezocht worden. Tijdens de sollicitatieprocedure is waarschijnlijk afgesproken dat wij in het Postinternaat zouden gaan wonen. Lijn 5 moesten we hebben. Zo gezegd zo gedaan en bij het Hofplein zei de conducteur dat we verkeerd gingen en dat we lijn 5 de andere kant op moesten nemen. Onze eerste les in Rotterdam. In het internaat werden we welkom geheten door dhr. en mevr. Jabaay en assistent dhr. Bello en geplaatst op de bovenste etage in de kamer aan de voorkant. Alle jongens op de kamer waren loketambtenaar of volgden de opleiding hiertoe. Ik weet niet meer wie naast Douwe Schiphof de bewoners in november 1963 waren. Sjaak Visser zal daar ongetwijfeld bij gezeten hebben. Of Joop Korf erop dat moment ook was weet ik niet. Kijkend naar alle foto’s op de website denk ik dat Joop wel erg lang in het internaat heeft gewoond. Verder komen ook nog de volgende namen van kamergenoten bij me op: Rinus Aldus, André van As, Henk van Bruggen, Piet van der Weegen, Koos Ligtenberg. Ik heb in het internaat gewoond van november 1963 tot juni 1965 en zie dat veel mensen uit die periode gevonden zijn. Helaas is er ook een aantal overleden.

De opleiding tot loketambtenaar werd gegeven in het hoofdpostkantoor aan de Coolsingel, om in de kantine te komen moest je gebruik maken van een paternoster (een paternoster is een liftsysteem van hokken zonder deuren, die zonder onderbreking langs een keten in twee liftschachten omhoog en omlaag worden gehesen. Men kan op elk gewenst moment in- of uitstappen, al vergt dit wel enige vaardigheid). De cursusleider was de heer van Diggelen, de praktijk moest ik opdoen in het postkantoor Westzeedijk. Dit was ook het kantoor waar ik na de opleiding geplaatst werd. De grote storting van het belastingkantoor, bijna 1 miljoen gulden, op oudejaarsdag en het stinkende geld vergezeld van gebakken vis van de visboer uit de buurt, zijn dingen die ik me van dit kantoor herinner.
Het hoofdpostkantoor Coolsingel had een filatelistenloket. Tijdens de opleiding moesten wij hier zakjes met postzegels vullen. Zegels die scheurden, geen mooie karteltjes hadden gooiden we in de prullenmand. Toen later de zegelkas door de houder werd opgemaakt had deze een flink kastekort.

Hieronder een aantal herinneringen uit mijn tijd in het internaat:

  • onder toezicht staan van een immigratiedienst;
  • het verkopen van je corvee voor een rijksdaalder;
  • het weggejaagd worden door de parkwachter als we voetbalden in het tegenovergelegen park;
  • taptoe, 3D film in Luxor of tenminste een heel groot scherm;
  • de plasticbekers met ranja;
  • de opgewarmde/gebakken aardappelen van de vorige dag;
  • de lange roltrap bij de Maastunnel en de wandelingen langs Parkkade en Veerhaven;
  • het kwaad worden van dhr. Bello als je verzaakte bij het klaverjassen;
  • 22 uur thuis zijn, dat betekende dat je een meisje, die je in de stad tegenkwam, alleen mee kon nemen naar de doorlopende film op de Coolsingel. Ik heb dit een paar keer met Henk van Bruggen gedaan. Deze herinnering kan ik helaas niet meer met Henk ophalen want Henk is overleden;
  • een weekend met André van As naar Roosendaal;
  • het café op de hoek Westzeedijk/Scheepstimmermanslaan;
  • de patatzaak in een kelder aan de Schiedamsesingel;
  • het jennen van Rinus Aldus als hij zijn Marijke probeerde te bellen, hierbij werd zelfs een keer de mouw uit zijn overhemd getrokken;
  • ook het meisje dat Rient Menger beschrijft;
  • het biljarten en tafeltennissen;
  • de Sinterklaas en Kerstvieringen;
  • de halve NS kaartjes die je donderdags kreeg om naar huis te reizen.

Het kastekort van 100 gulden dat Rinus Aldus een keer had is mij ook altijd bijgebleven. Bij Rinus kwam een oud vrouwtje terug aan het loket die zei dat ze 100 gulden te weinig AOW had gehad. Rinus geloofde dit en gaf prompt 100 gulden aan haar. Bij het kas opmaken kwam hij 100 gulden tekort en dit werd door Rinus afgedaan met: dan zal ik vandaag wel twee fouten hebben gemaakt. Hij vond het belangrijker dat zij weer 100 gulden had ook al was ze het misschien verloren. Hieruit blijkt dat Rinus een hart van goud heeft.

Juni 1965 heb ik het internaat verlaten om de dienstplicht te vervullen. Ik heb toen 2 maanden in Maastricht, 2 maanden in Roermond en 14 maanden in Schaarsbergen doorgebracht.

Oktober 1966 ben ik teruggekomen in Rotterdam, niet in het internaat maar bij een fantastisch kostgezin, de familie Hagens, in de Allard Piersonstraat. Ik heb het internaat ook nooit meer bezocht en vraag me nu af: waarom eigenlijk niet.

De carrière werd voortgezet op het postkantoor Mathenesserplein waar ook een Sjoerd werkte. Was dit misschien Sjoerd Engelsma, die ik bij de gevonden namen zie staan en die later in Brielle is gaan wonen. Ik heb Sjoerd daar een keer bezocht en bij het teruggaan naar huis bij een kettingbotsing betrokken geraakt waarbij mijn één week oude spiksplinter nieuwe auto ‘total loss’ raakte. Dit was ook het kantoor waar Joke de vriendin van Joop van Daele, later bekend van het brilletje, werkte. Joop was toen trouwens ook nog loketambtenaar. Toen ik in 1968 verloofde waren Joke en Joop daar ook bij.

Na het Mathenesserplein kwam ik terecht op het postkantoor Delftseplein, het kantoor waar je van alle geld-, post-, telegraafhandelingen op de hoogte moest zijn. Destijds het enige postkantoor in Rotterdam dat ’s avonds en zaterdagochtend open was. Had ook een voetbalelftal met eigen shirts, waarmee we meededen aan de zomeravond bedrijvencompetitie, aangevuld met mensen van andere kantoren. Faas Wilkes en Coen Moulijn kwamen hier ook regelmatig voor postzaken en heb vaak een praatje met hen gemaakt over voetbal.
Iets wat nu onvoorstelbaar zou zijn , we zouden vast overvallen worden maar werd gedaan om het Delftseplein te ontlasten, was het volgende:
Als de Joegoslaven , die in een barak in de Waalhaven gehuisvest waren, salaris ontvingen dan verstuurden zij dat per telegrafische-postwissel naar huis. De heer Bertus Blom die toen onze chef was, had bedacht dat we dan maar postkantoor moesten houden ter plekke. Hij verzorgde zelf het vervoer naar de Waalhaven met zijn eigen auto.
Toen ik in mei 1969 in het hoge noorden trouwde kwam ook dhr.Blom op de bruiloft maar om de laatste trein naar Rotterdam te halen moest mijn zwager hem wel naar Leeuwarden brengen. Direct hierna naar Personeelszaken/huisvestingsambtenaar om te zeggen dat ik getrouwd was en gehoord had dat je dan een woning kon krijgen. Hij wist van niets maar drie maanden later kregen wij wel een zogenaamde “rijksvoorkeurswoning”. Een drie kamer flat in de Alexanderpolder. Kennissen van mijn kostgezin konden ook voor een huisje “onder de huurwaarde” zorgen , maar om mijn vrouw van een klein dorpje in Friesland naar Crooswijk te laten verhuizen leek mij geen goed plan.
Als je als loketambtenaar carrière wou maken, moest je de vakexamens halen. Uiteraard ben ik hier ook een paar keer mee begonnen. Maar een brief gepost om --- uur te … wordt bezorgd in …. om …. uur, het om draaien van kaartjes met uitgangen, het spoorwegnet leren, kennis van postwet en spaarbankwet op doen wou niet erg lukken.

Toen ik begin 1971 een vacature zag voor een opleiding tot computerprogrammeur bij het computercentrum van de Nederlandse Accountantsmaatschap (NAM), heb ik hierop gesolliciteerd. De sollicitatiegesprekken werden gehouden op zaterdagochtend in het Rijnhotel op de hoek van het Schouwburgplein en duurden 10 minuten. Verder was er een grafologisch onderzoek. De NAM zelf had een kantoor in de Spaansepolder.
Achteraf bleek dat ik met 10 anderen was gekozen uit zo’n 180 personen. De opleiding begon op 1 april 1971. De opleiding moest je succesvol afronden want anders werd je gelijk ontslagen. Ik had met dhr. Blom de afspraak gemaakt dat als één en ander niet lukte hij zijn best zou doen om mij terug te laten keren naar de PTT in mijn oude functie. Na de cursus bleven we met 6 man over. In 1972 kreeg ik te maken met een reorganisatie waarbij veel ontslagen vielen maar mocht ik als één van de weinigen blijven. Het computercentrum werd afgescheiden van de NAM en ging verder als softwarehuis Alpha Computerdiensten. In 1973 moest ik een project doen bij de Vrije Universiteit in Amsterdam. De enige Vrije Universiteit in Nederland. De VU tegenover het internaat was de Volksuniversiteit.
Na voltooiing van het project werd ik door de VU gevraagd bij hun te komen werken. Alpha Computerdiensten had hier i.v.m. met het concurrentiebeding geen bezwaar tegen. Ik ben 1 november 1973 in dienst getreden bij de automatiseringsafdeling van de VU. In januari 1974 zijn we verhuisd naar Alphen aan den Rijn en hier is ook onze dochter in 1979 geboren.
Bij de VU heb ik functies vervuld als programmeur, systeemanalist, systeemontwerper en nu nog steeds als beheerder van de geautomatiseerde studenteninformatiesystemen. Vanaf 1974 t/m 1995 heb ik steeds met collega’s van Alphen aan den Rijn naar Amsterdam kunnen carpoolen. Hierna met het openbaar vervoer, maar in 2003 werd de reistijd steeds langer dat we besloten om een andere oplossing te zoeken. Aangezien onze dochter ondertussen in Almere woonde en er een trein van Almere naar Amsterdam Zuid reed, vlakbij de VU, hebben we onze woning in Alphen verkocht en zijn verhuisd naar Almere.
Eind 2010 gaan we een nieuw studenteninformatiesysteem bij de Vrije Universiteit in gebruik nemen en dan is het een mooi moment om hierna te stoppen met werken.

Ik hoop velen terug te zien bij de reünie op 9 oktober 2010 of daarvoor via msn, hyves, skype.

Almere, 31 januari 2010
Gorrit Aartsma